Column

De juiste bandenspanning, van levensbelang

04 feb 2021

Met een te lage of te hoge bandenspanning rijden is nadelig voor je veiligheid én je auto. Wat zijn de gevolgen van een verkeerde bandenspanning? 

Verbruik: 

Wanneer je bandenspanning 25 procent minder bedraagt dan de ideale waarde, verhoogt de rolweerstand met 10 procent. Je verbruik zal hierdoor toenemen met zo’n 7 procent. Voor wie 15.000 kilometer per jaar rijdt met een auto die zo’n 6 liter per honderd kilometer verbruikt, komt dit neer op bijna 100 euro. Bovendien neemt ook je bandenslijtage hierdoor in grote mate toe, waardoor je sneller een nieuwe set zal nodig hebben. En dat kost al snel enkele honderden euro’s …

Milieu:

Bovendien wegen verbruik én nieuwe banden ook op ons milieu: uit onderzoek is gebleken dat het Belgisch wagenpark 80 miljoen liter brandstof minder zou verbruiken als we allemaal met een correcte bandenspanning zouden rijden. Goed voor een flinke afname in de uitstoot van schadelijke stoffen. En ook het ontginnen van rubber, het fabriceren en recycleren van banden belast ons milieu. Hoe vaker we de banden vervangen, hoe meer vervuiling dus. En alle kleine beetjes helpen!

Stabiliteit:

Een te lage bandendruk zorgt ervoor dat het loopvlak van je banden niet volledig op het asfalt wordt gedrukt. Je hebt met andere woorden minder contact met de weg, waardoor er minder grip is. Er is een hogere kans op slippen en ook je remafstand wordt beduidend langer. Bij een te hoge bandendruk daarentegen komt het loopvlak van je banden ‘bol’ te staan, maar met dezelfde gevolgen. Vooral in omstandigheden waarbij de banden het zwaar te verduren krijgen (regen, sneeuw en ijs) is het dus een absolute noodzaak ervoor te zorgen dat ze optimaal kunnen presteren.

Risico op klapband: 

Een te hoge of te lage bandendruk zorgt er eveneens voor dat de temperatuur van je banden (en die van de lucht in de banden) sneller en hoger oploopt. Hierdoor stijgt de kans op een klapband.

Hoe controleer je je bandenspanning?

Een autoband presteert optimaal als hij voor voldoende stabiliteit en draagkracht kan zorgen. Controleer daarom je bandenspanning minstens maandelijks! De juiste bandenspanning voor jouw auto vind je in het instructieboekje van je wagen of op een vignet in je deur of de brandstofklep. Controleer de spanning steeds als je banden koud zijn. Dat betekent dat je er minder dan drie kilometer mee hebt afgelegd bij gematigde snelheid of dat je auto al minstens twee uur heeft stilgestaan sinds je vorige rit. Kun je je niet aan deze regel houden en zijn je banden dus warm? Voeg dan 0,3 bar toe aan de aanbevolen spanning. Vergeet tot slot niet om ook de spanning van je reservewiel te controleren.

Alle sinds 1 november 2014 nieuw verkochte auto’s zijn voorzien van een automatisch bandendrukcontrolesysteem (TMPS). Er bestaan twee verschillende systemen: 

Indirect: hierbij wordt de bandendruk zelf niet gemeten. Wel wordt via de ABS-sensoren de draaisnelheid van de vier wielen geregistreerd: omdat een te lage bandendruk automatisch leidt tot een kleinere diameter, zal het wiel met een te lage bandendruk meer omwentelingen maken dan de andere wielen. Dit systeem vertelt echter niet welk wiel te kampen heeft met een te lage bandendruk. Bij de indirecte TPMS van de tweede generatie wordt in het besturingssysteem een ideale draaisnelheid van de wielen tegenover een bepaalde rijsnelheid opgenomen. Die waarde geldt als een referentie, waardoor een te lage bandendruk bij elk wiel kan worden vastgesteld. Bij een indirect systeem is het noodzakelijk ook zelf geregeld manueel de bandenspanning te controleren.

Direct: hierbij heeft elk wiel in de band of op de velg een sensor. Die meet de reële bandendruk en houdt ook rekening met de temperatuur. De meetwaarden worden met een zender doorgegeven aan de elektronische bewaking van het systeem. Deze directe systemen zijn dus gevoeliger en accurater, maar ook complexer en duurder.